Zoals gezegd woon ik tegenwoordig in het land van vuur en ijs. En niet in de hoofdstad Reykjavík, maar in een afgelegen fjord met slechts zo’n 100 inwoners. Al snel kende ik iedereen, en zij mij. Het voelt als familie. En net als echte familie maken we lol met elkaar en ergeren we elkaar, maar als het er op aan komt staan ze altijd voor me klaar.

De locals hebben allemaal sterke persoonlijkheden, ze zijn grappig en eigengereid. Dat is ook wel nodig. Voorzieningen zijn niet dicht bij de hand. Producten ook niet. Ze leren dus al van jongs af aan om dingen zelf te repareren, en om nooit iets weg te gooien. Je weet maar nooit wanneer het van pas komt. Schuren liggen hier dus ook vol ”rotzooi”. Praktisch, ook voor mij. Ik ben al menig keer geholpen door een buur. Het maakt niet uit wat je nodig hebt, er is altijd wel iemand die het nog op een plank heeft liggen.

Toen ik hier aankwam had ik nog geen winter mee gemaakt op IJsland. Wel een vakantie van twee weken en zomerwerk voor Íshestar waarvoor ik meerdaagse paardrijtochten begeleed.. Dat was heerlijk maar geen goede referentie voor het echte leven hier. ik trok constant rond, in overweldigende mooie landschappen en met het constante daglicht van de lange zomerdagen. Wel even wat anders dan de guure ijslandse winters met zijn sneeuwstormen, terwijl je gewoon naar je werk moet en de dagen donker zijn. Vandaar het besluit eerst een winter uit te proberen alvorens echt naar IJsland te verhuizen. De keus viel op Borgarfjörður eystra. Ik had hier met mijn tentje een paar dagen op de camping gestaan en was meteen verkocht. Een schattig klein dorp aan het eind van een doodlopende bergweg. Je kunt niet verder dan onze haven. Dan houdt de weg op.

Stórurð, Laugarfell Visfabriek, geen engels.

Ik ben begonnen in de visfabriek. ”Fabriek” is misschien iets wat misleidend hier. Het is meer een grote loods, en het meeste werk wordt nog steeds handmatig gedaan. Het was geen bewuste keus, eerder het enige werk wat op het moment beschikbaar was, maar het was het beste wat me kon overkomen. De werknemers waren voor het grootste deel locals, en lang niet iedereen sprak engels. Hierdoor werd ik gedwongen ijslands te leren en te spreken. Als ik in het hotel was begonnen, waar hoofdzakelijk toeristen komen en buitenlanders werken, had ik het waarschijnlijk erg naar mijn zin gehad, maar was ik niet zo snel geïntergreerd in het dorp.

Auteur

"Jeugdherinneringen. Het geluid van meeuwen die om de veerboot vliegen. Bos, strand, zee, weiland. Schapen, heel veel schapen. Kletterende hoeven van mijn paard, dravend onder mij, wind door mijn haar, de geur van geluk. Van het zachte ritme van Texel naar het ruige hart van IJsland. De natuur anders, maar de uitwerking hetzelfde: thuiskomen. De zee, zo dichtbij, vaak als een meer zo vlak en rustig, maar als de storm komt, golven als muren zo hoog. Stampend, beukend, bruisend. Omringd bij bergen, de kleuren, structuren, geuren, de geluiden. Zintuigen tot het uiterst geprikkeld, maar rust in je hoofd. Dat is wat de natuur hier doet".